• re·geer·pe·ri·o·de
enkelvoud meervoud
naamwoord regeerperiode regeerperioden
regeerperiodes
verkleinwoord

de regeerperiodev

  1. de tijdsduur dat een regering aan de macht is
    • Het kabinet wil nog deze regeerperiode de fouten en fraude met zorgdeclaraties fors terugdringen. Zo gaan ‘waakhonden’ in de gezondheidszorg beter gegevens uitwisselen en komt er een waarschuwingsregister waarin bekende fraudeurs staan. [2] 
  2. de tijdsduur dat een regeringsleider in functie is
    • Queen Elizabeth II zit al sinds 1952 op de Britse troon. In haar hele regeerperiode heeft ze al dertien zittende Amerikaanse presidenten gekend. Gisteren ontmoette ze voor de eerste keer Donald Trump op Windsor Castle. Hij boog niet voor de koningin en deed het onvoorstelbare: hij liep voor haar uit. [3] 
    • De betogers protesteerden tegen corruptie, internetcensuur en de lange regeerperiode van de 65-jarige Poetin, die al sinds 2000 aan de macht is. Poetin won in maart de presidentsverkiezingen met 77 procent van de stemmen. Serieuze concurrentie had hij niet. Navalni kon zich niet verkiesbaar stellen vanwege een veroordeling. Volgens de oppositieleider ging het destijds om een politiek proces. [4] 
  3. de periode dat een directeur de leiding van een bedrijf heeft
    • Meijer was sinds januari 2016 topman van Blokker Holding en sinds augustus 2017 van Blokker. Daarvoor was hij onder meer actief voor Unilever en Ahold. Na Roland Palmer en Theo de Kool is Meijer de derde topman die na de lange regeerperiode van Jaap Blokker het concern verlaat. [5]