regalia
- re·ga·lia
de regalia mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord regaal, alleen in de betekenis "koninklijk voorrecht"
- Naast hem bestuurde de ‘domesticus’ het domein in de gouw en inde de opbrengst der koninklijke regalia. [1]
- alleen meervoud uiterlijke tekenen van de soevereine macht van een vorst.
- In de Nieuwe Kerk werden de regalia getoond tijdens de inhuldingsceremonie van de nieuwe koning, te weten de kroon, de scepter, de grondwet en de rijksappel.
- Het woord regalia staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "regalia" herkend door:
40 % | van de Nederlanders; |
40 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Blok, P.J.Geschiedenis van het Nederlandsche volk. Deel 1. derde, herziene druk (1923) A.W. Sijthoff, Leiden; p. 74; geraadpleegd 2015-02-14
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be