regaliën
- re·ga·li·en
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | (regaal) | regalia regaliën |
verkleinwoord |
de regaliën mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord regaal, alleen in de betekenis "koninklijk voorrecht"
- (...) de middeleeuwsche opvatting, dat de rivieren en stroomen waren regaliën, waaruit de landsheer zooveel mogelijk profijt moest trekken. [1]
- alleen meervoud uiterlijke tekenen van de soevereine macht van een vorst.
- Deze regaliën zijn geschonken ter versiering van een tot de kerkinventaris behorend Madonnabeeld. [2]
- [1] bergregaliën
- Het woord regaliën staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "regaliën" herkend door:
32 % | van de Nederlanders; |
32 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Rosenwald, P.H.A."Langs de wegen." in: De Gids. jrg. 84 deel 2 (1920) P.N. van Kampen & zoon, Amsterdam; p.145; geraadpleegd 2015-02-15
- ↑ Schulte, A.G.De Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst. Het Rijk van Nijmegen. Westelijk gedeelte. (1982) Staatsuitgeverij, Den Haag / Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist; ISBN 9012028876; p. 22; geraadpleegd 2015-02-15
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be