refuseren
- re·fu·se·ren
- uit het Frans [1]
refuseren [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
refuseren |
refuseerde |
gerefuseerd |
zwak -d | volledig |
- weigeren om aan iets deel te nemen
- Na lang refuseren heeft Fabre voor volgend seizoen de teugels losgelaten wat aanvragen rond zijn persoon betreft. Menig festival groepeert zijn kleinschaliger producties en combineert ze met de andere aspecten van zijn werk. Daardoor heeft hij de handen vrij om het jaar daarna het laatste deel van zijn operatrilogie af te werken. [3]
- Naarmate de avond vorderde, moest ik niet alleen meer en meer pinten refuseren, de mensen raakten ook steeds meer overtuigd dat alleen een Domo zondag kan winnen in Roubaix. [4]
- Het woord refuseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "refuseren" herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ refuseren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Standaard 01 JULI 1999 Geert SELS Alle festivals willen Fabre
- ↑ De Standaard 12 APRIL 2002 Paul De Keyser Patrick Lefevere won zes van de laatste zeven helletochten
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be