Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • red·dings·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen reddingsloos reddingslozer reddingsloost
verbogen reddingsloze reddingslozere reddingslooste
partitief reddingsloos reddingslozers -

Bijvoeglijk naamwoord

reddingsloos

  1. zonder dat er redding is
    • De passagiers van het gezonken schip waren reddingsloos verloren. 

Gangbaarheid