recidivist
- Geluid: recidivist (hulp, bestand)
- re·ci·di·vist
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘die fouten herhaalt’ voor het eerst aangetroffen in 1850 [1]
- afgeleid van recidive met het achtervoegsel -ist [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | recidivist | recidivisten |
verkleinwoord | recidivistje | recidivistjes |
de recidivist m
- iemand die zich bij herhaling schuldig maakt aan het plegen van strafbare feiten
- Een recidivist werd veroordeeld.
- Het woord recidivist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "recidivist" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "recidivist" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ recidivist op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be