Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rechts·be·grip
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rechtsbegrip rechtsbegrippen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het rechtsbegripo

  1. begrip of gevoel inzake recht of onrecht
  2. (juridisch) juridisch begrip
    • het ene rechtsbegrip is het andere niet 

Gangbaarheid