Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·a·lis·me
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘filosofische stroming’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • afgeleid van het Franse réel (werkelijk) (met het achtervoegsel -isme) [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord realisme -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

realisme o [4]

  1. (filosofie) levenshouding die zich richt op de (waarneembare) werkelijkheid
  2. (kunst) stroming in de kunst waarbij de werkelijkheid zo goed mogelijk wordt uitgebeeld
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen