read
- IPA: /ˈræːad/
- Afkomstig van het Oergermaanse *raudaz.
read
- erfwoord van Middelengels reden/ireden, Angelsaksisch rædan. Van Proto-Germaans *redan. Verwant met o.a.: Oudnoords raða, Oudfries reda, Oudhoogduits ratan, Duits raten, Nederlands raden.
- De betekenisverschuiving naar "lezen" lijkt alleen maar in het Engels te hebben plaatsgehad (de oorspronkelijke betekenis "in gedachten hebben, raden" is hier overgenomen door guess)[1]
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to read |
he/she/it | reads |
verleden tijd | read |
voltooid deelwoord |
read |
onvoltooid deelwoord |
reading |
gebiedende wijs | read |
read
- overgankelijk lezen
- «Have you read this book?»
- Heb je dit boek gelezen?
- «Have you read this book?»
- overgankelijk voorlezen
read my lips
- luister aandachtig
Naar frequentie | 299 |
---|