• IPA: /ˈræːad/
  • Afkomstig van het Oergermaanse *raudaz.

read

  1. rood


vervoeging
onbepaalde wijs to  read 
he/she/it  reads 
verleden tijd  read 
voltooid
deelwoord
 read 
onvoltooid
deelwoord
 reading 
gebiedende wijs  read 

read

  1. overgankelijk lezen
    «Have you read this book?»
    Heb je dit boek gelezen?
  2. overgankelijk voorlezen

read my lips

  • luister aandachtig


Naar frequentie 299
  1. read, Online Etymology Dictionary