Nederlands

 
1.2 Detail van een muur met rauhfaser als behang.
Uitspraak
Woordafbreking
  • rauh·fa·ser
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rauhfaser -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de rauhfaserm

  1. wandbekleding waarbij kleine stukjes houtvezel zorgen voor een onregelmatig oppervlak
    1. muurverf, met daarin stukjes houtvezel
      • Maar er zijn ook andere manieren om de wanden te bekleden: rauhfaser gespoten (kun je altijd weer een andere kleur geven), glad geschuurd, ruw bepleisterd, schoon metselwerkstenen, ruw gemetseld, van schrootjes voorzien, grof bepleisterd, met stof of folie beplakt, met tapijt beplakt of met biezentegels. [1]
    2. soort behang, bestaande uit twee laagjes papier met daartussen stukjes houtvezel
      • Vanaf 1900 was er ook naturel behang, zonder grondlaag en met een eenvoudig motief. Later kreeg je het bekende rauhfaser, met die kleine bobbeltjes. [2]
Synoniemen

Gangbaarheid

44 % van de Nederlanders;
8 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen