• ra·suur
enkelvoud meervoud
naamwoord rasuur rasuren
verkleinwoord

de rasuurv

  1. deel van een handschrift dat weggekrabd is
     In tegenstelling tot een palimpsest, waarbij de inkt meestal van een heel blad werd afgewassen, is bij een rasuur de oorspronkelijke tekst meestal vernietigd.[3]
  2. uit uitkrabben van een deel van een handschrift
     (…) meestal corrigeerde hij d.m.v. rasuur, d.w.z. dat hij het bestaande met een mes wegkrabde en op de ontstane open plek er iets anders voor in de plaats schreef.[4]
  • [1] op rasuur
25 % van de Nederlanders;
29 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. rasuur op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron “Algemeen letterkundig lexicon : rasuur” (2012-…) op dbnl.org  
  4.   Weblink bron
    Willem Kuiper
    De Middelnederlandse ‘Ferguut’ in: Bzzlletin., jrg. 13 nr. 124 (maart 1985), BZZTôh, Den Haag, p. 46
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be