rassé
  • ras·sé
enkelvoud meervoud
naamwoord rassé rassés
verkleinwoord

de rassém

  1. (roofdieren) Viverricula indica   roofdier uit de familie van de civetkatachtigen (Viverridae)
17 % van de Nederlanders;
21 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be