• ra·ki
  • Leenwoord uit het Turks, in de betekenis van ‘Turkse brandewijn’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • uit het Turks [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord raki raki's
verkleinwoord

de rakiv / m

  1. Turkse alcoholische anijsdrank
    • Ik ging naar de kust, at gevulde mosselen. Op dat moment herinnerde ik me de vis in de fles raki waarover Orhan Veli schreef, en ik dacht aan de dichter. [3] 
    • De slachtoffers zijn ziek geworden van zelfgemaakte raki, een populaire Turkse drank met anijssmaak. De politie heeft tot nu toe vijftien mensen aangehouden voor de illegale alcoholproductie en -verkoop. Beelden op de website van de Turkse krant Hürriyet tonen enkele blauwe vaten met de dodelijke methylalcohol, die in beslag werden genomen. [4] 
72 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[5]