• ra·gout
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gerecht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1699 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord ragout ragouts
verkleinwoord ragoutje ragoutjes

de ragoutm

  1. (voeding) een gerecht dat bestaat uit stukjes gesneden vlees, gevogelte of vis in saus.
    • Als voorgerecht maak ik een ragoutje van champignons. 
91 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[2]