rader
- ra·der
- Naamwoord van handeling van raden met het achtervoegsel -er
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rader | - |
verkleinwoord | - | - |
vervoeging van |
---|
raderen |
rader
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van raderen
- Ik rader.
- gebiedende wijs van raderen
- Rader!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van raderen
- Rader je?
- Het woord rader staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rader" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be