raadslidmaatschap

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • raads·lid·maat·schap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord raadslidmaatschap raadslidmaatschappen
verkleinwoord raadslidmaatschapje raadslidmaatschapjes

Zelfstandig naamwoord

het raadslidmaatschapo

  1. (politiek) het lid zijn van de gemeenteraad
     Voor de komende gemeenteraadsverkiezingen is het weer een uitdaging om de gemeentepolitiek onder de aandacht te krijgen. Voor de lokale partijen is er een extra uitdaging: mensen motiveren voor het raadslidmaatschap. Minister Plasterk bezocht Hilversum om te praten over de wijze waarop de raad in de mediastad zijn inwoners betrekt en om de ervaringen van zittende raadsleden aan te horen. Hans Haselager (fractievoorzitter PvdA Hilversum) gaat met veel nieuwe kandidaat-raadsleden de verkiezingen in. Léonie Sazias heeft veel moeite gehad om de lijst van Hart voor Hilversum met goede politici te vullen.[2]
     In 1990 wordt hij gemeenteraadslid in Amsterdam. Hij blijft dat tot 1998. De laatste vijf jaar van zijn raadslidmaatschap is hij fractievoorzitter van de PvdA.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Plasterk bezoekt Hilversumse raad” (Dinsdag 21 januari 2014, 18:14), NOS
  3.   Weblink bron “Van der Laan oude bekende in hoofdstad” (Woensdag 23 juni 2010, 22:59), NOS