1. koek op basis van geraspte aardappel die met andere ingrediënten wordt gebakken
  • rös·ti
enkelvoud meervoud
naamwoord rösti -
verkleinwoord - -

de röstim

  1. (voeding) koek op basis van geraspte aardappel die met andere ingrediënten wordt gebakken
    • Wie een eigen tuin heeft, kan soms het eigen aanbod niet in één keer aan, maar courgettes kunnen goed verwerkt worden tot deze rösti. [1]
    • Juffrouw Brüstlin, de steeds op het stoffelijk welzijn van haar gasten bedachte waardin, tracteerde haar musici, die het zich goed lieten smaken, en Klärli, de kellerin [sic!], had haar handen vol, om eten en drinken voor de verschillende magen en kelen aan te dragen. Een volle schaal met "rösti" en daarbij nog "leberli" à la minute. [2]
92 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[3]