• qua·dril·le
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘dans van vier paren’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1806 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord quadrille quadrilles
verkleinwoord quadrilletje quadrilletjes

de quadrillev / m

  1. een Franse contradans uit de 18e eeuw
    • Zij dansen samen de quadrille. 
enkelvoud meervoud
naamwoord quadrille quadrilles
verkleinwoord quadrilletje quadrilletjes

het quadrilleo

  1. een omberspel met vier spelers
    • Wij spelen op het quadrille. 
76 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[2]


quadrille

  1. quadrille (dans en spel).


quadrille m

  1. quadrille (dans en spel).