• punt·muts
enkelvoud meervoud
naamwoord puntmuts puntmutsen
verkleinwoord puntmutsje puntmutsjes

de puntmutsv / m

  1. (hoofddeksel) in een punt eindigende muts
    • Kabouter Puntmuts woonde in een grote rode paddenstoel met ronde witte stippen 
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]