pubescent
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pu·bes·cent
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | pubescent | pubescenter | pubescentst |
verbogen | pubescente | pubescentere | pubescentste |
partitief | pubescents | pubescenters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
pubescent
- in de puberteit verkerend
- (beschrijvende plantkunde) behaard
Gangbaarheid
- Het woord 'pubescent' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pubescent" herkend door:
29 % | van de Nederlanders; |
25 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ pubescent op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Bijvoeglijk naamwoord
pubescent
- pubescent; in de puberteit verkerend
- (beschrijvende plantkunde) pubescent; behaard