promiscuïteit
- pro·mis·cu·i·teit
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | promiscuïteit | - |
verkleinwoord | - | - |
de promiscuïteit v
- het promiscue zijn, volledig vrije seks met meerdere personen
1.
- Het woord promiscuïteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "promiscuïteit" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be