Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pro·lon·ga·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord prolongatie prolongaties
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de prolongatiev [3]

  1. verlenging (van een tijdsduur, van een overeenkomst, van een betalingstermijn)
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen