procurator
- Geluid: procurator (hulp, bestand)
- pro·cu·ra·tor
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘beheerder’ voor het eerst aangetroffen in 1392 [1]
- van het Latijnse curare [verzorgen] met het voorvoegsel pro- met het achtervoegsel -ator [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | procurator | procuratoren procurators |
verkleinwoord | - | - |
- (geschiedenis) provinciale administrateur van de oude Romeinse keizers
- administrateur van een klooster
- (geschiedenis) vertegenwoordiger van een kerkprovincie bij zaken met de Romeinse congregaties
1.
- Het woord procurator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "procurator" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "procurator" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ procurator op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be