• pri·vi·le·gie
enkelvoud meervoud
naamwoord privilegie privilegiën
privilegies
verkleinwoord - -

het privilegieo

  1. (juridisch) bepaald door een machthebber toegekend recht, voordeel niet genoten door anderen
     Vrijwel meteen daarna in hetzelfde jaar, omdat vergeten was de map met een privilegie tegen roofdrukken te beschermen, volgde bij de prentdrukker Nicolaas Visscher een tweede druk, nu ‘beschermd’ en "Spiegel van 't menschelyk bedryf" genaamd:
    Den arbeid zy dan onze staf
    Om meê door 't land der tyd te reizen.
    [3]
     "Wat recht? die wetten geeft vermagh de wet te breken", zo liet Joost van den Vondel reeds in de Gouden Eeuw een rij van engelen in een van zijn toneelstukken zeggen. Geen recht is absoluut. Als dat wél zo was, zaten wij nu nog met de `privilegiën' uit Vondels tijd, omdat daarbij verkregen rechten in geding waren. Zo bracht de Twentse hoogleraar bestuursrecht D.W.P. Ruiter in 1981 in herinnering.[4]
     Bij het aantreden van Karel hadden deze gewesten, en binnen de gewesten de steden, een bepaalde mate van vrijheid met betrekking tot bestuur en rechtspraak. Deze rechten waren vastgelegd in de zogenaamde privilegies, die bedongen waren bij de vorst.[5]
  1. Middelnederlandsch Woordenboek
  2. privilegie op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron
    Karel Porteman & Mieke B. Smits-Veldt
    “Een nieuw vaderland voor de muzen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1560-1700.” (2016), Bert Bakker, Amsterdam, 4de druk, ISBN 978 90 351 3029 6, p. 863
  4.   Weblink bron “Verkregen rechten” (17 september 2003) op nrc.nl  
  5.   Weblink bron
    Jan Tömisz (ed. Herman van Iperene.a.)
    “Van die becooringe des duvels hoe hij crijstus becoorden. Zestiende-eeuws rederijkersstuk van Jan Tömisz” (1998), Stichting Neerlandistiek VU Amsterdam / Nodus Publikationen Münster, ISBN 9072365526, p. 13


vervoeging van
privilegiar

privilegie

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van privilegiar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van privilegiar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van privilegiar