• pri·vé·club
enkelvoud meervoud
naamwoord privéclub privéclubs
verkleinwoord - -

de privéclubv / m

  1. sociëteit of vereniging waar je niet gemakkelijk lid van kan worden
     Gastheer en organisator van het toernooi is The All England Lawn Tennis Club, de AELTC, een exclusieve privéclub opgericht in 1868, met 375 volwaardige leden en een lange wachtlijst.[1]
  2. (horeca) besloten uitgaansgelegenheid voor welgestelde gasten
     En wist je dat daar ook een sterrenrestaurant in een privéclub is? Ja, het kost natuurlijk wel een tonnetje om lid te worden, maar dan heb je ook wat.[2]
     Hoe veilig is een presidentieel buitenverblijf dat tegelijk zijn privéclub is, waar mensen tegen betaling in de buurt van de president kunnen komen, met hun zelfgenode gasten?[3]
  3. (seksualiteit) (bedrijf) luxe bordeel
     De gecontroleerde vrouwen werkten in de zogenoemde niet-vergunde prostitutie, dus vanuit woningen of hotels. De politie richtte zich speciaal op die groep omdat in de vergunde prostitutiebranche, zoals bij bordelen en in privéclubs, al veel toezicht en controle is.[4]
  1.   Weblink bron
    Steven Verseput
    “Langzaam gaat Wimbledon mee met de moderne tijd” (30 juni 2019) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Pia de Jong
    “Een sluiproute voor Dagobert Duck” (27 augustus 2018) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Frank Kuin
    “Trump verdient bij in zijn weekendhuisje” (17 maart 2017) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron “Signalen van mensenhandel bij tien prostituees 18 oktober 2014” op nrc.nl