pretenderen
- Geluid: pretenderen (hulp, bestand)
- pre·ten·de·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘voorgeven’ voor het eerst aangetroffen in 1416 [1]
- uit het Latijn [2]
- afgeleid van het Franse prétendre (met het achtervoegsel -eren) [3]
pretenderen [4]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
pretenderen |
pretendeerde |
gepretendeerd |
zwak -d | volledig |
- doen alsof je iets weet, kunt of bent terwijl dat misschien niet het geval is
- Veel voetbalsupporters pretenderen het beter te weten dan de coach en de scheidsrechter.
- Ik pretendeer niet dat wij in ons eentje de Chinese opvoeding wel eens zullen veranderen, maar misschien zetten we wel iets in beweging. Als onze tips voor een paar ouders een verschil betekenen, noemen wij onze missie geslaagd.’ [5]
- Of het nu gaat over klimaatverandering gaat of overgewicht, over medische ethiek of over religie: een wetenschappelijk perspectief kan een relevante inbreng in de discussie zijn, zonder te pretenderen het laatste woord te spreken 'in naam van de waarheid'. [6]
1. doen alsof je iets weet, kunt of bent terwijl dat misschien niet het geval is
- Het woord pretenderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pretenderen" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[7] |
- ↑ "pretenderen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ pretenderen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard MAANDAG 4 SEPTEMBER 2017
- ↑ Tubantia 23-augustus-2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be