presidium
- pre·si·di·um
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | presidium | presidiums presidia |
verkleinwoord |
het presidium o
- (politiek), (maatschappij) het bestuur van een vereniging (vooral van studentenverenigingen en politieke organisaties)
- De avond na de nacht werd de noodtoestand afgekondigd – om de reeds ingezette ‘grote schoonmaak’ te faciliteren. Binnen een week na de coup-poging werden zo’n 6.000 soldaten, 2.700 rechters en meer dan 100 generaals en admiraals gearresteerd. 8.800 politiemannen, 257 assistenten van de premier en 492 geestelijken van Diyanet (Presidium voor Godsdienstzaken) werden ontslagen. Alle 1.577 decanen van de Turkse universiteiten werd gevraagd op te stappen en 15.200 personeelsleden van het ministerie van Onderwijs werden geschorst. [3]
- Roel Kok (VVD) is voorzitter van het presidium. Hij laat weten dat er dinsdagavond een informeel gesprek ('met de benen op tafel') is over het functioneren van de raad. Het optreden van de eenmansfracties zal daarbij ook aan de orde komen. Een van de opties is volgens Kok dat de raad besluit om per fractie een maximale spreektijd in te voeren. [4]
- praesidium (officiële spelling tot 1955, nog in "toegelaten spelling" tot 1996)
1. het bestuur van een vereniging (vooral van studentenverenigingen en politieke organisaties)
- Het woord presidium staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "presidium" herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ presidium op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 30 JULI 2016 Melvyn Ingleby
- ↑ Tubantia Jan Ankoné 19-september-2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be