• pre·mi·è·re
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘eerste opvoering’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1884 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord première premières
verkleinwoord

de premièrev / m

  1. de eerste vaak feestelijke vertoning van een film, toneelstuk of een andere vorm van entertainment
    • De actrice heeft in de hoofdstad de première bijgewoond van haar nieuwste film. 
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]