prakkeseren

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  prakkeseren    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• prak·ke·se·ren

Werkwoord

prakkeseren

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
prakkeseren	prakkeseerde	geprakkeseerd
zwak -d	volledig

1. zich zorgen maken

   • Terwijl heel Nederland vier dagen duimend voor de televisie Mollema volgt, blijft de noorderling zelf broodnuchter. Zijn vrije uurtjes vult hij vooral met lezen. ,,Dat is herkenbaar, zegt Boogerd. ,,Als ik goed was, las ik zo vijf of zes boeken in juli. Als je slecht bent, loop je de hele dag te prakkeseren.  
   • Toen ik het rittenschema bekeek van de jongste Giro sloeg ik er meteen een stempel op. Dát wordt een massaspurt, en dát ook. En dié etappe is er eentje voor de klassementsrijders. (grijnst) Op de duur schoot er haast niks meer over voor mij. Anderen voelen zich goed en demarreren, zonder er over te prakkeseren.  
   • Ik voel mee met de werknemers van DHL, net zoals nu al meevoel met mijn buurtbewoners in Vorst, die nog niet in de gaten hebben dat de regeerders boven hun hoofden (letterlijk en figuurlijk) een en ander beraamd hebben. En dat terwijl ze iedere avond naar hun Vlaamse bucolische pleisterplaatsen trekken om hun van al dat politiek prakkeseren moede hoofd te ruste te leggen. Slaap zacht, mijnheer de president.  

Synoniemen

• vigileren, piekeren, peinzen, prakkiseren, tobben

Gangbaarheid

• Het woord prakkeseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.