potdicht
- pot·dicht
- In de betekenis van ‘helemaal dicht’ voor het eerst aangetroffen in 1844 [1]
- intensief, samenstelling van pot en dicht
stellend | |
---|---|
onverbogen | potdicht |
verbogen | potdichte |
partitief | potdichts |
potdicht
- volledig dicht, bijzonder dicht
- Door de potdichte mist werd de lange rit een ware lijdensweg.
- ▸ De eerste twee dagen bleef ik in bed met de gordijnen potdicht en kwam er alleen uit om te eten.[2]
- Het woord potdicht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "potdicht" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "potdicht" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be