portatief
- por·ta·tief
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | portatief | portatieven |
verkleinwoord | portatiefje | portatiefjes |
het portatief o
- (muziek) een draagbaar klein pijporgeltje dat voornamelijk in de middeleeuwen en renaissance in vooral wereldlijke muziek werd gebruikt
stellend | |
---|---|
onverbogen | portatief |
verbogen | portatieve |
portatief
- draagbaar, verplaatsbaar, portable
- ▸ En dus werden de noten van de Grieks-Amsterdamse componist ditmaal gespeeld door theorbes (langhalsluiten), een traverso (fluit), viola da gamba's, een cornetto (oude trompet), een violone, viool, oude trombones en een portatief orgel. En opnieuw kwam de muziek vol in het hart binnen.[3]
- Het woord portatief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "portatief" herkend door:
45 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ portatief op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Erik Voermans“Oidípous raakt vol in het hart” (30 juni 2014), Het Parool
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be