• por·der
enkelvoud meervoud
naamwoord porder porders
verkleinwoord pordertje pordertjes

de porderm

  1. (beroep) (historisch) iemand die op de ramen of deuren van mensen kwam tikken om ze te wekken (in de tijd dat veel mensen nog geen wekker hadden)
     Je denkt een historisch boek te lezen over verdwenen beroepen als de porder, de oblievrouw, de glaskramer, de broedermeid, de ratelwacht en de kwarrelverkoper. Maar daar was het Landwehr niet om te doen. Hij had er juist plezier in om te laten zien dat er weinig nieuws onder de zon is. En inderdaad: er is niet zoveel verschil tussen wat de porder vroeger deed en de wekservice nu. De oblievrouw is nu een kraslotverkoopster.[2]
28 % van de Nederlanders;
19 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Guus Middag
    “Nooit meer weg willen” (3 juli 2009) op nrc.nl  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be