Koosje de porster
  • por·ster
enkelvoud meervoud
naamwoord porster porsters
verkleinwoord porstertje porstertjes

de porsterv

  1. (beroep) (historisch) vrouw die op de ramen of deuren van mensen kwam tikken om ze te wekken (in de tijd dat veel mensen nog geen wekker hadden)
     Zeer zeker tot in de jaren zestig werd mijn vader gepord. Dat was door Ciska de porster. Haar echte naam was Ciska van der Wouden. De Tuinstraat, Anjeliersstraat en Egelantiersstraat had zij als wijk. Zij porde mijn vader (slager en parttime inbreker) om circa vijf uur 's morgens. Ik hoor haar nu nog: 'Co, ben je wakker?' Dit na een fiks aantal rammen op de deur.[2]
14 % van de Nederlanders;
19 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Amsterdams Lijflied 2: de Jordaan” (24 juli 2011), Het Parool
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be