Poppenwagen uit de jaren zestig (Riemersma Kinderwagenfabriek in Surhuisterveen op Wikipedia (nl))

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pop·pen·wa·gen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord poppenwagen poppenwagens
verkleinwoord poppenwagentje poppenwagentjes

Zelfstandig naamwoord

de poppenwagenm

  1. (speelgoed) kleine kinderwagen voor een speelgoedpop
    • hij duwde zijn broertje rond in een poppenwagen 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be