• po·pe·li·ne
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘weefsel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1749 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord popeline -
verkleinwoord - -

popeline m / o

  1. licht, halfzijden, glanzend weefsel
stellend
onverbogen popeline
verbogen
partitief popelines

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord
popeline [3] [4]

  1. gemaakt van popeline
39 % van de Nederlanders;
41 % van de Vlamingen.[5]