Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • poort·wach·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord poortwachter poortwachters
verkleinwoord poortwachtertje poortwachtertjes

Zelfstandig naamwoord

de poortwachterm

  1. (beroep) een portier
    • Een poortwachter is iemand die de entree van een gebouw of terrein bewaakt en de deur openhoudt voor in- of uitgaande bezoekers. 

Meer informatie

Gangbaarheid