Nederlands

 
ponywagen
Uitspraak
Woordafbreking
  • po·ny·wa·gen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ponywagen ponywagens
verkleinwoord ponywagentje ponywagentjes

Zelfstandig naamwoord

de ponywagenm

  1. een wagen met meestal 4 wielen die getrokken wordt door een soort kleine paarden
     Beatrice leunde tegen de halfgeopende blinden van het raam in de salon en keek hoe de schaduwen over het strand in haar richting joegen. Schapenwolkjes. Daarna veranderden de vormen aan de overkant in een ponywagen, gevolgd door een kar, en ze strekte haar hals. Ík denk dat ze er zijn'[2]
     Bezoekers kunnen een ritje in een ponywagen maken, er ligt een springkussen en kinderen kunnen meedoen aan diverse spelletjes.[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Main, Sarah
    “Huis van eb en vloed” (2015), A.W. Bruna Uitgevers  , ISBN 9789044974515
  3.   Weblink bron “Pleinmarkt met vertier bij Open Hof” (25-08-2008), Tubantia