• IPA: /pɔnɛxat/
  • po·ne·chat
  • Afgeleid van het werkwoord nechat met het voorvoegsel po-

ponechat perfectief  

  1. overlaten
    «Ponechal mi to na vůli.»
    Hij heeft dat aan mij overgelaten.
  2. laten
    «Při rozvodu manželství soud většinou ponechá děti matce.»
    Bij een echtscheiding laat de rechter de kinderen meestal aan de moeder.
  1. zanechat
  • ponechat náhodě – aan het toeval overlaten
  • ponechat si perfectief
  • ponechat svému osudu – aan zijn lot overlaten