• over·la·ten

overlaten

  1. erop vertrouwen dat een ander iets doet
    • Laat dat maar aan de vakman over. 
  2. maken dat er iets overblijft, niet compleet opgebruiken
    • Wil je een beetje taart overlaten voor vanavond? 
    • We zullen wat tijd overlaten om vragen te kunnen stellen. 

deoverlatenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord overlaat
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be