Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: položiť


  • po·lo·žit
  • Afgeleid van het werkwoord ložit met het voorvoegsel po-

položit perfectief  

  1. leggen, zetten, neerleggen, neerzetten
    «Polož mi tu knihu, prosím, na můj stůl.»
    Leg dat boek, alsjeblieft, op mijn stoel neer.
  2. leggen; aanbrengen
    «Položíme Vám podlahovou krytinu za velmi příznivou cenu.»
    We leggen uw vloer voor een zeer gunstige prijs.
  3. opleggen
    «Zatracený idiot, řekl si komisař, když položil sluchátko.»
    Verdomde idioot, zei de commissaris, toen hij de hoorn had opgelegd.