• po·li·tie·helm
enkelvoud meervoud
naamwoord politiehelm politiehelmen
verkleinwoord

de politiehelmm

  1. (ordehandhaving) (hoofddeksel) veiligheidshelm die de oproerpolitie draagt bij het bestrijden van rellen
     Weken geleden doken foto's op waarop te zien is dat Benalla op 1 mei met een politiehelm op een demonstrant in elkaar slaat. Daarover zegt hij tegen Le Monde dat dat een stommiteit was.[2]
     In Cachan kunnen de jongeren een aangepaste stormbaan doen: met politiehelm en wapenstok leggen ze rennend en kruipend een parcours af. Een ander laat zien hoe je moet reanimeren. Met belegde stokbroodjes, cola en hiphopmuziek wordt er veel gepraat en uitgelegd.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Lijfwacht Macron: hele affaire bedoeld om president te beschadigen” (Donderdag 26 juli 2018), NOS
  3.   Weblink bron
    Frank Renout
    “Franse agenten hebben nieuwe aanpak: sporten met jongeren in banlieues” (Dinsdag 14 juli 2020), NOS