Engels

Uitspraak
Woordafbreking
  • plum
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
plum plums

Zelfstandig naamwoord

plum

  1. (bloemplanten) pruimenboom, Prunus domestica  
  2. (fruit) pruim, vrucht van Prunus domestica   of daarop lijkende vrucht van verwante planten
  3. (figuurlijk) meest aantrekkelijke exemplaar of optie, neusje van de zalm
  4. (kleur) roodpaarse tint

Gangbaarheid

100 % van de Amerikanen;
99 % van de Britten.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 18 februari 2020 “Measures of word prevalence for 61,800 English words” op ugent.be