plichtig
- plich·tig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | plichtig | plichtiger | plichtigst |
verbogen | plichtige | plichtigere | plichtigste |
partitief | plichtigs | plichtigers | - |
plichtig [2]
- de plicht hebbend van, schuldig
- acceptatieplichtig, btw-plichtig, gordelplichtig, inhoudingsplichtig, instemmingsplichtig, meldingplichtig, meldingsplichtig, onderhoudplichtig, tiendplichtig, toelatingsplichtig, vergunningsplichtig
- Het woord plichtig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plichtig" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ plichtig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be