Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ple·zier·boot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord plezierboot plezierboten
verkleinwoord plezierbootje plezierbootjes

Zelfstandig naamwoord

de plezierbootv / m

  1. (scheepvaart) boot waarmee men voor zijn plezier vaart
    • Terwijl er een klein plezierbootje langs vaart en twee eenden vredig langs het raam voorbijglijden, vertelt internationaal truckchauffeuse Monique Nieuwenhuis (39) dat ze echt nóóit meer weg wil van haar woonark Calypso aan de Haven Noordzijde in Almelo. [1] 

Gangbaarheid

Verwijzingen