Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plas·boot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord plasboot plasboten
verkleinwoord plasbootje plasbootjes

Zelfstandig naamwoord

de plasbootv / m

  1. (scheepvaart) een boot die aangemeerd wordt waarop mensen naar het toilet kunnen gaan
    • Tijdens een groot evenement werd in Amsterdam een plasboot aangemeerd. 

Gangbaarheid