pivoteren
- pi·vo·te·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
pivoteren |
pivoteerde |
gepivoteerd |
zwak -d | volledig |
pivoteren
- overgankelijk op een steunpunt in het midden ronddraaien
- Het paneel werd gepivoteerd.
- draaien met één voet aan de grond
1. op een steunpunt in het midden ronddraaien
2. draaien met één voet aan de grond
- Het woord pivoteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pivoteren" herkend door:
53 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ pivoteren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be