pivoteerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: pivoteerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- pi·vo·teer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
pivoteren |
pivoteerde
- enkelvoud verleden tijd van pivoteren
- Ik pivoteerde.
- Jij pivoteerde.
- Hij, zij, het pivoteerde.
- Ik pivoteerde.