pitspoes
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pits·poes
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van pits zn en poes zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pitspoes | pitspoezen |
verkleinwoord | pitspoesje | pitspoesjes |
Zelfstandig naamwoord
de pitspoes v
- (beroep) (pejoratief) vrouw die de marketing verzorgt bij een formule-1-wedstrijd
- ▸ Uiteindelijk bediende hij de bevolking op haar wensen: eens goed lachen en vervolgens wegdromen bij Van Rossems Ferrari’s, zijn jacht, zijn pitspoezen, zijn F1-renstal, zijn miljarden, zijn amoureuze escapades.[1]
Gangbaarheid
- Het woord pitspoes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pitspoes" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Wilfried Hendrickx“Jean-Pierre Van Rossem : Die beate bewondering van hoofdredacteuren voor een fraudeur” (14 december 2018) op De Standaard
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be