Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pis·tier
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans
enkelvoud meervoud
naamwoord pistier pistiers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de pistierm

  1. (sport) wielrenner op de baan (piste)
     Je moet ergens een streep zetten, meent hij. Danny Stam stelde zijn afscheid van zijn werk als pistier in de zesdaagsen de laatste jaren steeds weer uit. Dinsdagavond begon de bijna 40-jarige baanwielrenner aan zijn laatste zesdaagse van Rotterdam. Daarna volgen nog Bremen, Berlijn en Kopenhagen en dan zit het er definitief op.[1]
     De Nederlandse wielrenner Niki Terpstra zal tijdens de Zesdaagse van Amsterdam een koppel vormen met de Belgische pistier Iljo Keisse. De titelverdedigers hebben hun deelname aan de editie van 2012 toegezegd, meldde de organisatie vandaag.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

21 % van de Nederlanders;
45 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Afscheid van een 'zesdaagsekoning'” (05-01-2012), Tubantia
  2.   Weblink bron “Terpstra rijdt met Keisse Zesdaagse Amsterdam” (17-09-2012), Tubantia
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be