verplaatsbaar pissoir
  • pis·soir
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘pisbak’ voor het eerst aangetroffen in 1865 [1]
  • uit het Frans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord pissoir pissoirs
verkleinwoord

het pissoiro [3]

  1. openbaar toilet
  2. pisbak voor mannen
    • Op de begane grond van het verbouwde schoolgebouw zijn nu een winkel, een lunchroom en een zaal voor lezingen gevestigd. Buiten is op het binnenterrein van het Schip van het vroegere schoolplein de museumtuin gemaakt, waar nu onder meer een bushalte en een krul (pissoir) staan. [4] 
61 % van de Nederlanders;
49 % van de Vlamingen.[5]